Column

Kleine meisjes, dikke Volvo’s

Terwijl de autoverkoop door de coronacrisis nagenoeg stillag, liet ik mijn oog vallen op een Volvo 240. U weet wel, zo’n rechtgeaard stuk blik dat er precies uitziet zoals een auto eruit moet zien. Het was het derde achtereenvolgende jaar dat dit verlangen me in het voorjaar overviel, denkend aan een zomer vol majestueus gezoef langs ’s Heeren wegen.
Maar zoals het een goede millennial betaamt wilde ik geen auto bezitten. Ik deed alles, heel verantwoord, met het OV en had een abonnement op Greenwheels. Toch was het dit jaar zover.
Mijn geliefde waarschuwde me nog voor de lieve duit die ik kwijt zou zijn aan belasting, verzekering en onderhoud, en smeekte of ik in vredesnaam lid werd van de Wegenwacht. Hypocriet vond hij het ook wel een beetje dat ik, met al mijn linkse praatjes over milieu en privileges, nu zelf de lucht vervuil met mijn dikke wagen.
Hij heeft gelijk. En ik heb me heus voorgenomen minder vlees te eten om mijn schuld een beetje in te lossen. Maar de koop van deze auto leek daar helemaal los van te staan, als een ultieme zomerliefde: misschien niet verstandig, wel een hoop genot.

‘Jammer eigenlijk, dat je die onredelijke verliefdheid op een auto maar bij zo weinig vrouwen ziet’

Ook dat is best tegenstrijdig, met deze wagen die ooit bekend stond als saai maar buitengewoon veilig. Deels is dat nostalgie. Het was in een 240 dat ik, met mijn vader, op een parkeerplaats voor het eerst een rondje reed. Als ik nu aan kom rijden is er altijd wel iemand die zijn verhaal kwijt wil: dat hij er vroeger zelf één had, of op weg naar de voetbal met zeven jongetjes achterin zat.
Het gaat ook om de analoge eenvoud en schoonheid die we in tijden van Tesla des te meer waarderen. Zoekt u maar eens op YouTube naar ‘The Sound of Volvo’: het hinniken bij het opstarten, de orkestrale klank van de motor, het kreunen van de handrem en het manische geklik dat je vertelt dat je je gordel nog niet om hebt.
Jammer eigenlijk, dat je die onredelijke verliefdheid op een auto maar bij zo weinig vrouwen ziet. Het zal iets te maken hebben met het speelgoed dat we vroeger kregen, of met autoreclames die clichés bevestigen: de grote snelle wagens voor de jongens, de kleine auto’s in zuurstokkleuren voor de meisjes.
Het voelt daarom haast als een revolutionaire daad om in deze auto te rijden. Niet alleen neemt hij veel ruimte in en maakt hij veel lawaai, deze auto draagt het symbool van mannelijkheid zelfs prominent op zijn grille.
Er blijft heus wat schuldgevoel aan mijn dikke vervuiler kleven, en dat lijkt me ook wel zo gezond. Maar door hem vind ik het bijna jammer dat het fossiele tijdperk ten einde komt. Ik begon er net lol in te krijgen.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.