Column

Na ons het golfslagbad

We zaten in Zandvoort, vlakbij de zee, in een rammelend hotelletje met vriendelijk personeel. Het was voorjaarsvakantie en ik had mijn laptop thuisgelaten, maar via de smartphone zat ik me alsnog te ergeren aan een opiniestuk in het FD van afgelopen woensdag. ‘Schei uit met dat vrouwenquotum’, schreef econoom Barbara Baarsma, vrouwen moeten gewoon meer uren werken.
Ik liet het stuk voor wat het was want we gingen naar het tropische zwemparadijs. Eenmaal daar bleven de woorden van Baarsma me achtervolgen. In de rij voor de glijbaan formuleerde ik bozig mijn tegenargument. Het vrouwenquotum is een mechanisme om de neiging van mannen hun eigen soort aan te nemen te corrigeren. Bovendien is het oproepen daarmee uit te scheiden, een kleine drie maanden na het aannemen van de wet, even onzinnig als nu nog protesteren tegen de komst van de Grand Prix naar Zandvoort.
Hongerig geworden van het golfslagbad liepen we de zakjes boterhammen en krentenbollen voorbij richting snackbar. Al wachtend zat type topvrouw op mijn ene schouder te roepen: ontzettend tuttig dat je überhaupt voorjaarsvakantie viert, zo kom je er natuurlijk nooit. Type boterhammenouder zat op de andere schouder: alweer patat? En morgen breng je haar weer naar de BSO? In de vakantie? Ssjt.
Patat smaakt beter in het zwembad. Is het de geur van chloor of de wonderlijke werking van het geheugen?

Ik dacht aan zomerdagen aan de rand van zwembad Elektra in Oldehove en aan de zwemwedstrijden waar een patatje-met de ultieme beloning was.

‘Bij een warme chocolademelk met een scheutje rum stak ik een denkbeeldige middelvinger op tegen de stemmen in mijn hoofd’

Later, op de Zandvoortse boulevard, kauwde ik op een metafoor, iets met zwemcompetities, en bedacht hoe het verschil tussen man en vrouw de discussie rond topvrouwen en deeltijdmutsen vertroebelt. Voor mannen en vrouwen bestaan aparte competities, want in de sport blijven vrouwen achter op spierkracht en longinhoud. In het werkveld moeten we over andere hindernissen springen: kind baren, discriminatie, intimidatie, ouwe-jongens-krentenbrood.
Bij een warme chocolademelk met een scheutje rum stak ik een denkbeeldige middelvinger op tegen de stemmen in mijn hoofd en keek naar de musjes die kruimels kwamen pikken.
Dat hielp. Weer thuis werd ik eraan herinnerd dat ik het niet als enige hoef op te nemen voor de hele vrouwheid. Ik las over een verfrissende oproep dat we misschien af moeten van onze fetisj voor de veertigurige werkweek.
Ik kom er op terug, maar kijk eerst nog voor de zesde keer Rapunzel, zoals het een imperfecte deeltijdouder in de voorjaarsvakantie betaamt.

Hilde Sennema is schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.