Column

Maak de middenstand niet museumrijp

Hij had eens op de veranda gezeten bij een Twentse textielmagnaat, om een koe te kopen. Ze hadden het over kerk, staat en maatschappij, en over hoe je als ondernemer moet innoveren om het hoofd boven water te houden.
De koe was te duur, vond mijn vader. ‘Dan koop je ‘m toch niet,’ zei de katoenboer.
Mijn vader haalde het voorval aan toen we, aan weerszijden van een picknicktafel, het nieuws bespraken. Het lijkt alsof ondernemers onderling maar uit moeten vechten wie de crisis overleeft, analyseerden we. Zelfs onze bestuurders zijn niet wars van enig sociaal-darwinisme. Neem minister Wiebes, die in maart voor zijn beurt sprak en zelfstandig ondernemers uitsloot van overheidssteun. Of recenter burgemeester Aboutaleb, die horecaondernemers streng toesprak: als ze geen ander verdienmodel vinden, zullen ze de verliezers van deze crisis worden.
In 1896 begon mijn overgrootvader een vleeshouwerij. In de huiskamer werd het beest geslacht. Het vlees werd in papier verpakt en louter op bestelling met de bakfiets thuisbezorgd. Mijn opa kocht een winkelpand met woning, en mijn vader verhuisde zijn jonge gezin in de jaren 70 naar een los woonhuis, zodat de winkel kon uitbreiden.
Het was mooi, dit familiebedrijf waar wij kinderen onze eerste baantjes hadden, en waar we na school langsfietsten voor een stuk verse rookworst.

Mijn vader was op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen op marketinggebied en bleef (ondanks een Bijbelse reeks veeziekten in de jaren 90) zijn eigen koeien houden en slachten. Mijn moeder – vennoot achter de toonbank – maakte de mooiste etalages. Maar er kwamen drie supermarkten in het dorp, en de lange dagen in de kou begonnen hun tol te eisen. Mijn ouders verkochten de zaak, op tijd, zodat we na 107 jaar waardig afscheid konden nemen van het familiebedrijf.
Mijn grootouders en ouders kenden de risico’s, ze leerden en innoveerden. Voor middenstanders als zij moeten de uitspraken van Wiebes en Aboutaleb een stomp in de maag zijn geweest. Hoeveel je ook opzij zet voor mindere tijden, hoe precies je ook je koeien uitzoekt en hoe mooi je etalage ook is: in het verdienmodel van een middenstander zit vaak maar weinig rek.
Wiebes kreeg gelukkig ongelijk, dankzij het gulle steunpakket van Koolmees, en Aboutaleb werd door zijn Raad terechtgewezen.
Laat het sociaal darwinisme even links liggen en – maan ik ook mezelf – blijf in de buurt boodschappen doen. Als we niet oppassen verdwijnen de bakker, slager en de eenmanskroeg het straatbeeld uit, het museum in, naast de Twentse weefgetouwen.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer viacolumnist@fd.nl.