Column

Op zomercampus

Zes weken ging ze helemaal niet naar school dit voorjaar, en tot aan de zomervakantie maar twee dagen per week. Best ingrijpend, voor een kind van 7. ‘Stomme corona!’, liet mijn dochter zich ontvallen zodra wéér een der vastigheden in haar kleine wereldje was weggevallen. Klein leed, maar je zou maar kind zijn in deze periode, met ouders die ook geen idee hebben hoe lang het nog gaat duren.
Veerkrachtig als ze is en bevoorrecht als we zijn ging het prima, dat thuisonderwijs. We hadden een extra iPad en een tante die haar elke week een dag meenam naar haar volkstuin. Toch was het bij de bespreking van de toetsresultaten aan het einde van het schooljaar even schrikken: dat makkelijk lerende kind was flink teruggevallen. Het maakte pijnlijk duidelijk wat een verschil die paar weken gemist onderwijs hadden gemaakt.
Bijspijkeren in de zomer vond ik geen optie: dat was iets voor overambitieuze ouders of zeer moeilijk lerende kinderen. Bovendien kwam er al snel kritiek op de talrijke initiatieven die ter compensatie van de gemiste corona-uren de grond uitschoten. Het ministerie van OCW verstrekte te makkelijk subsidie aan zomerscholen die te weinig waren gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, klaagden onderwijssociologen eind juli in Trouw.

‘Het mooie was dat de zomercampus benadrukte dat testresultaten niet alles zijn’

De juf vertelde ons dat de Rotterdamse zomercampus niet was om bij te spijkeren. De achterstanden zouden aan het begin van dit schooljaar worden weggewerkt, klassikaal. Bij de zomerschool zou de nadruk liggen op sport, cultuur, en bezig zijn met je eigen buurt. Dat laatste haalde me over de streep, want met burgerschap kun je niet vroeg genoeg beginnen.
Sociologisch is het misschien weinig overtuigend, maar ik houd een warm gevoel over aan de twee weken waarin mijn dochter elke ochtend vertrok naar het leeszaaltje om de hoek. De gifgroene hoodie die elk kind had gekregen diende als een soort uniform: de zomercampuskinderen zwaaiden naar elkaar als leden van een speciaal genootschap. Mijn kind zette een robot in elkaar, schreef in een krant en bedacht plannen voor een mooiere buurt (een zwembad voor de deur en gekleurde stoeptegels).
Het mooie was dat de zomercampus benadrukte dat testresultaten niet alles zijn. Ik genoot ervan dat mijn dochter besefte dat ze kan dromen over zwembaden en roze stoeptegels, en dat ze daarover zelf het woord kan nemen, zelf haar omgeving mede vorm kan geven. 
Laat de zomercampus en al die andere initiatieven niet afgerekend worden op testresultaten, maar op de continuïteit en geborgenheid die ze onze kinderen boden in deze bizarre zomer. 

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.