Column

De mooie, gevaarlijke haven

De combinatie van stad en haven is een prachtige. Veel mensen, onder wie ikzelf, voelen zich er thuis. Soms om ongrijpbare redenen als cultuur of mentaliteit, of om de ruwe romantiek van sjorders, hijskranen en pakhuizen. Soms juist om hele tastbare zaken: de grote container- of cruiseschepen die je voorbij ziet komen, en waarvoor jaarlijks hele volksstammen naar Rotterdam komen om bij de populaire Wereldhavendagen bij zo’n ding aan boord te gaan.
Maar de grootste gemene deler is iets anders: van alle steden zijn havensteden het gevaarlijkst. De ontploffing in de haven van Beiroet, bijna precies vijf jaar na de explosie in de Chinese haven Tianjin (500 doden), maakte dat weer pijnlijk duidelijk.
Natuurlijk: ook in het landomsloten Enschede kon een vuurwerkfabriek ontploffen, maar bedenk maar eens wat een explosiviteit er in gashouders en olietankers.in Nederlandse havens ligt opgeslagen.
Om de veiligheid binnen hun steden te waarborgen, reguleren havens al eeuwenlang zelf het transport en opslag van gevaarlijke stoffen. In het oude Rotterdamse havenreglement stond dat buskruit niet verder vervoerd mocht worden dan Hellevoetsluis. En nabij Amsterdam, naast de militaire industrie van het Hembrugterrein, werd het Plofbos aangelegd, als buffer tegen explosies.

‘Havensteden mogen dan mooi zijn, maar na Beiroet mag het van mij wel wat veiliger’

Havens hebben daartoe hun eigen dienstverlening opgericht: een eigen politie, eigen blusboten die ook gas- of olielekken konden indammen, en een eigen autoriteit, vaak verenigd in een havenbedrijf. Maar hoewel havens zich vaak gedragen als onafhankelijke eenheden, vallen ze toch binnen de jurisdictie van stedelijke en nationale overheden.
Het is nu soms onduidelijk wie waar de baas is, en wie al dan niet verantwoordelijk is als er iets misgaat in de haven. Hierdoor kon er in Beiroet bijna zeven jaar lang een hevig explosief goedje opgeslagen liggen, dat in beslag was genomen door de havenautoriteiten, maar waar niemand meer naar omkeek.
Telkens verwonder ik me dat de problematiek in havensteden zo vergelijkbaar is, maar dat er maar een handjevol organisaties is dat kennis uitwisselt om die problematiek te lijf te gaan. Dat is niet alleen zorgelijk omdat havens nog steeds voornamelijk draaien op gevaarlijke en vervuilende industrieën, maar ook omdat ze – pontificaal aan de waterkant – van alle steden het kwetsbaarst zijn voor klimaatverandering.
Havensteden mogen dan mooi zijn, maar na Beiroet mag het van mij wel wat veiliger. Schonere lucht, betere controle van gevaarlijke stoffen, en adequate bescherming tegen zeespiegelstijging: het kan alleen als er duidelijk is wie in de havenstad de baas is.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.