Column

Weg met onderscheid tussen hoog en laag

De kloof tussen laag- en hoogopgeleid verdwijnt nooit, las ik vorige week in de krant. Ik ergerde me aan die kop. Het zal mijn lage afkomst wel zijn.

Mijn grootouders van moederskant zijn niet-opgeleid: een baggeraar en een hulp in de huishouding. Opa Rein zat vol met raadsels en rijmpjes, oma Trijntje kon alles. Met minimale middelen een twaalftal kinderen voeden en kleden, in oorlogstijd de baby van de zieke buurvrouw zogen, alle klein- en achterkleinkinderen vijf gulden en een koetjesreep op hun verjaardag geven. U merkt al: ik heb ze hoog zitten.

Mijn moeder is laagopgeleid, maar haar ambitie was hoog. Een verkering werd uitgemaakt omdat ze wilde doorleren: A-verpleging, kraamopleiding, wijkopleiding. Tijdens haar eerste twee zwangerschappen stond ze voor de klas.

‘Ik besef nu dat laagopgeleid een mislukt eufemisme is voor hen die niet hebben, voor ontevredenen, kwetsbaren en mislukten’

Oma Co van vaderszijde had geen opleiding maar deed tot aan haar dood vijfsterrencryptogrammen. Opa Henk veranderde de slachterij-aan-huis van zijn vader in een moderne slagerswinkel. Mijn vader deed de regionale slagersvakopleiding, verdiepte zich in de avonduren in marketing en economie, en vloog na zijn pensioen de wereld over om zijn inzichten over marketing en hygiëne te delen met opstartende slagersbedrijven.

Op zijn werkkamer zit ik te schrijven tussen vakliteratuur (Vleesvee: een Nieuw Perspectief), christelijke lectuur (De Duisternis Voorstellen als Licht) en non-fictie (De Opmars van de Robot). Hij komt binnen, vraagt waar ik mee bezig ben. Een stukje over de maatschappelijke kloof tussen hoog- en laagopgeleiden, zeg ik. Mijn vader pakt het boek Veenbrand uit zijn kast. ‘Kim Putters vindt dat het onderscheid tussen hoog en laag discriminatie is.’

Ik vraag wat hij er zelf van vindt. Hij wijst naar een rijtje dissertaties van promovendi aan de nabijgelegen universiteit. Zij kwamen altijd op koopavond in de winkel over hun voortgang vertellen. ‘Je hebt hoogopgeleiden die beseffen dat ze maar een deeltje van de wetenschap beheersen. En er zijn eenvoudige mensen die het hoogste woord hebben. Het gaat erom wat je inbrengt in de maatschappij, wat je doet, zegt hij.’ Mijn op papier laagopgeleide vader knipoogt. ‘Je moet een beetje op de hoogte blijven.’

Mijn voorgeslacht redde zich met hun lage opleiding. Ik besef nu dat laagopgeleid een mislukt eufemisme is voor hen die niet hebben, voor ontevredenen, kwetsbaren en mislukten. We hebben nieuwe woorden nodig, die gaan over voldoening, waardering, ergens bij horen. Tot die tijd maakt een onderscheid tussen hoog en laag de kloof alleen maar groter.