Column

Dood

Ik was bijna vergeten dat mensen in deze tijd ook aan iets anders dan aan corona dood kunnen gaan. Zondagochtend belde mijn vader: mijn tante had een hartstilstand gehad en reanimatie mocht niet baten. ‘God had andere plannen’, zei hij, met een trilling in zijn stem die ik alleen eerder hoorde toen zijn moeder overleed, ook plotseling, op een zonnige aprildag.
Ik was ook vergeten hoeveel indruk de dood maakt, zelfs bij een tante die ik niet vaker zag dan eens per jaar. Ik dacht aan haar rode haar en aan de logeerpartijen. Aan hoe mijn vader aan de telefoon had geklonken toen hij zei: ‘het lutje wichtje’ – het kleinste meisje – en dat voor een vrouw van 74.
Ik dacht – oh, beroepsdeformatie – aan de uitspraken van Jort Kelder, Damiaan Denys en Sylvain Ephimenco, over hoe we toch laconieker moeten zijn over de dood, zoals hun grootouders dat ooit waren. Emotie hoorde niet thuis in een discussie over economie en welzijn.

‘Emotie om de dood is emotie in extremis, om iets van waarde dat voorgoed verdwenen is’

Maar vroeger gingen we helemaal niet laconieker om met de dood. Van Rembrandt van Rijn en Gustav Mahler, bijvoorbeeld, weten we dat ze, ondanks de hoge kindersterfte in hun tijd, verslagen waren door de dood van hun kinderen.

‘De dood is niet relatief, noch is leeftijd een betrouwbare indicator van een goede, tijdige dood’, zei filosoof René Gude die in 2015 overleed. Er zijn mensen die op een gegeven moment klaar zijn; er zijn mensen die op hun tachtigste nog lang niet uitgeleefd zijn.
Emoties zijn slordig en ingewikkeld, daarom laten we ze liever links liggen. Onterecht, zegt filosoof Martha Nussbaum. Emoties laten zien waaraan we waarde hechten, en dus ook wat er in ons sterft als het verdwijnt. Dat kan een café zijn of een kapperszaak, en ook de emoties over zo’n verlies zijn legitiem. Maar emotie om de dood is emotie in extremis, om iets van waarde dat voorgoed verdwenen is en met geen noodpakket teruggebracht kan worden.
Rutte deed het goed, op de persconferentie dinsdag, en toonde zich in het daarop volgende debat ook gevoelig voor de zorgen en emoties van ondernemers. Onze leiders tonen voortschrijdend inzicht, laten zien dat we hier niet alleen waarde hechten aan het leven, maar ook aan een welvarend en gezond leven.
Een ding viel me op. De premier had het niet over de dood: sterfte zei hij één keer, verder ging het over ‘de druk op de zorg’ en over ‘de situatie in de verpleeghuizen’.
Maar misschien is het goed het beest vaker bij de naam te noemen. We zouden haast vergeten dat de druk op de zorg grotendeels afneemt omdat mensen sterven. We zouden haast vergeten dat de dood, hoe dan ook, onomkeerbaar is.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.