Column

Zachte wangen, maar niet voor mij

Al weken zocht ik naar een excuus om af te reizen naar het Noorden. Om bij mijn ouders in de tuin te zitten, weer met beide benen op mijn geboortegrond te staan en de weidsheid te zien. Ik hield me in, en luisterde naar Groningse liedjes over het Hoge Land en de haven van Delfzijl.
We gingen omdat het meivakantie was en mijn oudste neefje achttien werd. Om de jarige op gepaste afstand toe te kunnen zingen, spraken we strikt een tijdstip af. Meneer Sennema zwaaide ons uit en grapte dat we ons niet weg moesten laten beven; ik was even vergeten dat er nog andere crises zijn dan corona, al had ik me voorgenomen ze ook in deze tijd in de gaten te houden, de Groningers die de lockdown uitzitten in gestutte woningen.

‘Loyaliteit, het sympathieke broertje van solidariteit – woorden die mooi klinken maar ook direct vragen oproepen’

Hoewel de eigenaar van ons hotel voorrekende dat het percentage coronagevallen in Groningen nul komma nul nul nul nog wat was, was alles erop ingericht. De receptie had een bufferzone, uitgezet met rood-wit lint. In het dorp stond voor menig middenstander een rij en achter de winkelruiten hingen posters met de kreet ‘Wees loyaal, koop lokaal’.
Loyaliteit, het sympathieke broertje van solidariteit – woorden die mooi klinken maar ook direct vragen oproepen: aan of met wie dan, en van wie gaan die loyaliteit en solidariteit ten koste?

Na Rutte’s persconferentie serveerde de kersverse 18-jarige, die zonder eindexamen zijn VWO-diploma zal halen, een zelfgemaakte maaltijd. De boodschappen kwamen van de plaatselijke Albert Heijn waar hij een vitale bijbaan heeft. Mijn neef, immer keurig geknipt, was vooral blij met het nieuws dat hij weer naar de kapper kon.
In het noorden ging afstand houden over het algemeen makkelijker dan in de stad, bedacht ik, behalve bij de familie die ik sinds februari niet had gezien. Op de terugweg reden we langs mijn ouders, maar de sterke armen van mijn vader en de zachte wangen van mijn moeder bleven alleen voor hen tweeën bestemd. We beseften dat Rutte niet snel zou adviseren om het knuffelen weer te hervatten.
Trots lieten ze de nieuwe zonnepanelen zien, die deels waren gefinancierd door de NAM. De vergoeding van de schade aan hun huis moesten ze besteden aan verduurzaming van de woning. Opmerkelijk, dacht ik, helemaal nu we het zo moeilijk vinden om eisen te stellen aan staatssteun voor multinationals.
Elkenain het zien raif, elkenain het zien tied, zong Marlene Bakker toen we de A7 weer opreden – ieder heeft zijn gereedschap, ieder zijn tijd. Ik verwonderde me over de huidige nuchterheid en solidariteit van de Groningers, en besefte dat die eigenschappen misschien wel het gereedschap zijn van een veerkrachtig volk.

Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.