Wankelen op het kiezelstrand
In paren kwamen ze de helling af om zich hier, op dit Normandische strand, te verzamelen. Ze waren blij elkaar te zien, opgelucht misschien dat niemand van hen ten prooi was gevallen aan het virus. Ze groetten elkaar met een buiginkje of met de ellebogen tegen elkaar; onwennig, maar gedisciplineerd.
Geen van hen was onder de 65, maar ze zagen er goed uit in de uniformen van de Europese elite: hemelsblauwe overhemden, kaki broeken, rode trui nonchalant over de schouders geslagen. In rieten manden zat wijn, brood en kaas. Iemand had zelfs een tafeltje mee, dat – net als hijzelf – vervaarlijk wankelde op het kiezelstrand.
Ze kenden elkaar, fantaseerden we, van de École Nationale d’Administration, de broedplaats van Franse ministers en topambtenaren. Éric had nog onder Mitterrand gewerkt en Jacques, die ondanks de warmte zijn coltrui aanhield op het strand, was na drie jaar overgestapt naar de Beaux-Arts om architect te worden.
We hebben allebei een zwak voor de ultieme beschaafdheid en wellevendheid van Hun Soort Mensen. Ik kan hun sociale gemak nog weleens benijden maar meneer Sennema, zelf ook maar een zoon van een petrochemische operator, voegt zich altijd makkelijk naar dit soort gezelschappen. We hebben weinig te klagen, want we hoeven ons – om werk te doen dat we graag willen doen – nauwelijks meer aan te passen.
Privilege, noemen ze dat tegenwoordig. Een van de beste dingen die ik daarover las was een interview met Abigail Norville op Vers Beton. Norville, nu topambtenaar bij VWS maar destijds HR-directeur van de gemeente Rotterdam, vertelde hoe de eerste groep trainees die ze aannam voor de gemeente allemaal uit dezelfde machine leken te zijn gerold. Burgemeester Aboutaleb uitte zijn bedenkingen en Norville zocht uit waar het diverse talent de pijpleiding uitlekte.
Ze startte een experiment met de groep die bij de assessments net buiten de boot viel en – toeval of niet – wél divers was. Het was een succes. Maar liefst 14 van deze 15 ‘spannende benoemingen’, van mensen die niet het geijkte pad bewandelden, hadden na een jaar een vaste baan bij de gemeente. Mensen met een ander profiel en andere perspectieven bleken waardevol en broodnodig.
Dat besef dringt maar moeilijk door. Sterker nog: uitzonderingen op de norm – huidskleur, afkomst en seksuele identiteit, maar ook persoonlijkheid en taalgebruik – stapelen zich op tot barrières die jonge mensen weerhouden daar te komen waar ze willen komen.
Nu lijkt onze norm nog teveel op het groepje op dat Normandische strand: echt wel sympathiek, maar ook wankel en gedateerd.
Hilde Sennema is freelance schrijver en bedrijfshistoricus, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer via columnist@fd.nl.